Framing: alsof alles misinformatie was
Al meteen in en na de Week van de Lentekriebels kon je het zien gebeuren: veel ouders maakten zich zorgen. Wij vinden het belangrijk om deze zorgen serieus te nemen.
Meteen hierna kon je op internet eigenlijk overal lezen, dat misinformatie het probleem was: ‘Ouders maken zich zorgen vanwege misinformatie online.’ Nog steeds wordt in veel artikelen, ook afgelopen week naar aanleiding van Paarse Vrijdag, gerefereerd naar de ‘zorgen van ouders’ en de ‘misinformatie online’. In enkele artikelen werden deze bezorgde ouders zelfs ‘behorend bij de anti-rechtenbeweging’ genoemd (zie hier en hier). Ook in de laatste uitzending van MediaLogica worden de zorgen van ouders gekoppeld aan ‘misinformatie online’. We betreuren dit.
Om welke misinformatie zou het gaan? Er ging een filmpje van Thierry Baudet rond. Zijn al deze bezorgde ouders zo naïef dat ze alleen op die informatie afgaan? Zijn hun zorgen echt slechts gebaseerd op wat ze online zien, of zijn ze ook gebaseerd op hun ervaringen met het lesmateriaal en met de verhalen waar hun kinderen mee thuiskomen?
Zorgen om het lesmateriaal over seks
Rutgers, organisator van de WvdL, plaatste in maart hun persbericht over de Week van de Lentekriebels. Met uitgebreide informatie over de clitoris, voor vanaf groep 6. De clitoris is in 3D naar basisscholen gestuurd. Interviews daarna gingen ook daarover. Er werd een filmpje online geplaatst*, waarin een moeder aan haar dochter uitlegt hoe ze zichzelf moet bevredigen. Deze is weer verwijderd. Maar veel ouders hebben al meerdere jaren ervaring met het materiaal en de lessen van de Week van de Lentekriebels en baseren hun ervaring ook daar op.
In de media lezen we en in MediaLogica wordt gezegd, dat er nooit zorgen waren en nu ‘opeens’ wel. Dat is niet zo. Er zijn altijd al tegengeluiden geweest. Dit was ook de aanleiding voor de ontwikkeling van ons lesmateriaal, waar inmiddels tachtig scholen mee werken.
Samengevat: Er zijn veel ouders die zich zorgen maken om de voorlichting, bijvoorbeeld omdat ze hun kinderen voor die specifieke inhoud of benadering te jong voor vinden, of omdat het niet bij hun normen en waarden past.
De SLO doelen gaan over de inhoud van lesmateriaal voor seksuele vorming. Die doelen kan elke ouder online terugvinden. Deze doelen zijn mede tot stand gekomen door Rutgers. Mogen ouders het oneens zijn met deze doelen? En waar zijn ze op gebaseerd?
(Ook voor de erkenning door het RIVM van onze lesmethode Veiligwijs moesten wij daaraan voldoen. Er zit om die reden een onderwerp in een les in waar we niet achter staan, en wij vertellen dat elke training en ouderavond. We zijn aan het onderzoeken of we onze wetenschappelijke erkenning van het RIVM verliezen, als we daar bij een volgende versie van afwijken. Dat zou jammer zijn, want dat zou betekenen dat er voor scholen nog maar één erkende lesmethode beschikbaar is om mee te werken.)
Zorgen om inhoud, manier waarop, visie of toon en taal
Je kunt het als ouder niet eens zijn met de inhoud, en dat kun je ook prima onderbouwen.
- Er is geen wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat specifiek dat thema in die les in bod moet komen,
- er is geen wetenschappelijk lange termijn onderzoek dat precies onderzoekt dat die thema’s en in welke groepen die nodig zijn, vergelijkt met een lesmethode waarin de thema’s bijvoorbeeld een of twee jaar laten aan bod komen.
Je kunt ook moeite hebben met de manier waarop de thema’s aan bod komen.
De plaatjes met blote lichamen,
de manier waarop er wordt gesproken over hoe het aanraken van je lichaam een fijn gevoel geeft,
de manier hoe een leraar en het lesmateriaal over seks praat in groep 5, 6, 7 en 8,
de manier hoe er over seksueel plezier wordt gesproken in verhouding en vergelijking tot de aandacht voor het relationele of contextuele,
de manier hoe de leerkracht wordt geadviseerd te reageren als een kindje aan zijn of haar plasser zit, of bijvoorbeeld hoe de leerkracht niet meer ‘goedemorgen jongens en meisjes’ zou moeten zeggen,
de manier hoe veilig vrijen wordt gedefinieerd,
de manier hoe over sexting wordt gesproken,
de verwijzingen en hoeveelheid scholen die ook het programma Dokter Corrie gebruiken, of – enzovoort.
Je kunt ook moeite hebben met de visie van de organisatie die deze voorlichting heeft ontwikkeld, en die de overheid steunt. Je hoeft alleen naar de Instagram pagina van Rutgers te kijken, om te zien op welke manier zij seks aandacht geven, erover praten en welke lobby beweging zij ook zijn. ‘Lekker experimenteren?’ Afbeeldingen (meerdere) van triootjes? Of denk aan meer meer gevoelige thema’s als ongewenste zwangerschap of seksuele diversiteit. Ook het jaarverslag laat duidelijk het lobby werk zien. Kán een organisatie die zo werkt, en bijvoorbeeld op de informatiewebsite voor kinderen vanaf 12 jaar uitgebreid over ‘nieuwe standjes proberen’ schrijft of anale seks beschrijft, ook tegelijkertijd een volledig andere zienswijze op seks in de basisschool toepassen? Of werkt hun visie door in een gehele werkwijze?
Mogen ouders en mensen met andere normen en waarden daar moeite mee hebben? Denk hierbij niet alleen aan culturele of religieuze verschillen, maar juist ook aan persoonlijke verschillen. De onderliggende vraag is of en waarom dit vanuit de overheid gefinancierd wordt.
Qua toon en taal die je toepast in de seksuele voorlichting: leg je in het basisonderwijs het accent op seksueel plezier, op seksuele mogelijkheden, op seksualiteit verkennen of op eigen keuzes maken?
Of leg je bij kinderen en in het basisonderwijs op seksuele veiligheid?
Hoeveel aandacht geef je überhaupt aan het lichamelijke aspect van seksualiteit in het basisonderwijs en hoeveel aandacht (juist) aan het relationele, kwetsbare of persoonlijke ervan?
De invulling van de voorlichting, de toon, taal en accenten die je legt, kunnen zo verschillen. Terwijl ook die andere inhoud, toon en taal kan leiden tot de gewenste uitkomst; veilige relatievorming en seksuele ontwikkeling voor (jonge) kinderen. (Sterker nog, je kunt de vraag stellen of de huidige werkwijze daadwerkelijk wel een goede is.)
Dat is wat ouders voelen en waar ze zich zorgen over maken. In Human MediaLogica wordt beschreven dat deze bezorgde ouders reageren op de derde laag (conservatievelingen), daarna op de tweede laag (‘wellness rechts’). Maar is dat echt zo, of is het een aanname?
Risicogedrag en gezondheidsbevordering
Goed om mee te nemen is dat het hier niet gaat over persoonlijke, religieuze of culturele normen en waarden alleen. Het gaat ook over je blik op gezondheidsbevordering. Welke einddoelen stelt de overheid? Hoe definiëren we seksuele gezondheid, en op welke manier komen we daar? In welke mate en op welke manier verhouden het inzetten op seksuele rechten en het inzetten op seksuele gezondheid zich tot elkaar? Want het is goed te begrijpen dat die twee niet altijd gelijk op gaan.
Een triootje is iemands recht, maar het is ook risicogedrag. Het maken en versturen van naaktfoto’s (waarvan al jaren wordt verteld dat het erbij hoort, en dat alleen doorsturen het probleem is) is een recht, maar ook risicogedrag. Het hebben van wisselende sekspartners is een recht, maar ook risicogedrag.
Als je die keuzes als volwassene wilt maken moet je voorbereid zijn en weten hoe je jezelf moet beschermen. Daar kan de gezondheidsbevorderaar via goede voorlichting aan bijdragen. Daarna kun je dan, weloverwogen en goed geïnformeerd, je eigen keuzes maken.
Maar om risicogedrag als normale gangbare norm voor kinderen en tieners neer te zetten, kan alleen als je dat onderbouwd en als bewuste keuze doet. Die onderbouwing is ons bekend. Juist in goede voorlichting zou er ook ruimte moeten zijn voor andere afwegingen en voorlichting – zeker, of juist, in het basisonderwijs.
Wetenschappelijke onderbouwing?
In VPRO’s Nadia uitzending van 29 oktober 2023 wordt gezegd dat ‘als een kind de vraag stelt, het leeftijdsadequaat is’ en de leerkracht die vraag dus klassikaal kan beantwoorden. Is dat zo en wat is daar de wetenschappelijke onderbouwing voor? Is dat niet een persoonlijke of professionele overtuiging, waar andere professionals (bijvoorbeeld medewerkers van de Kijkwijzer) een heel andere visie op kunnen hebben? Ook wij en de leerkrachten die we spreken, delen deze overtuiging zeker niet. Lees hier verder.
Medewerkers van Rutgers en professionals die hun visie delen, vertellen in de media regelmatig dat een kind géén seksueel gedrag gaat vertonen op basis van de voorlichting, en hoe goed de voorlichting is. Dat gebeurt ook deze week in MediaLogica. De voordelen worden opgesomd, als tegenargument of antwoord op de zorgen van ouders. Maar wat is de onderbouwing voor die opmerking en ging de voorlichting die die kinderen kregen over de werkwijze van nu?
We hopen dat er een journalist komt die de wetenschappelijke onderbouwing voor deze opmerkingen (eigenlijk ‘statements’) onderzoekt. Alleen dan krijgen we antwoorden. Dan zien we dat er geen hard bewijs is dat deze huidige manier van voorlichten tot die genoemde uitkomsten leidt. Dan zien we ook dat we de zorgen van ouders wel degelijk serieus moeten en kunnen nemen, en dat er ook andere manieren zijn om voor te lichten.
Uit de voorlichting die vroeger gegeven werd, en de onderzoeken die onder volwassenen zijn gedaan naar de seksuele voorlichting die zij vanuit huis kregen, bleek dat namelijk niet. In gezinnen waar er over seksualiteit werd gesproken bleek dat die kinderen later beter voorbereid waren en keuzes kunnen maken.
Maar is er onderzoek dat gaat over de voorlichting van nu? Is er vergelijkend onderzoek tussen de ene manier van voorlichten en de andere? Is de ‘discussie’ uit dat onderzoek dan ook meegenomen, zodat resultaten in een context geplaatst worden?
Het wordt bijvoorbeeld ook positief genoemd dat jongeren participeren in de ontwikkeling van interventies, maar. met het betrekken van de doelgroep moeten we zorgvuldig zijn. Welke jongeren hebben geparticipeerd? Kunnen zij bijvoorbeeld autonoom tot hun keuzes komen, maar vertonen zij tegelijkertijd risicogedrag – waar zet je dan op in? Zo kom je terug op de vraag wat als gezondheidsbevorderaar of vanuit de overheid, je uitgangspunten en indicatoren zijn.
En wat doen we met de voorbeelden die we nu zien? Seksuele grensoverschrijding in het onderwijs, meer jonge mannen die (kinder)porno kijken of de negatieve ervaringen van jongeren?
Noemen dat ‘jongeren ouder worden bij de eerste keer seks’ is niet direct zo te zeggen, of in ieder geval is de koppeling met de effectiviteit van onze huidige voorlichting niet te maken. Of dat Nederland internationaal een voorbeeldland is en dat wij het zo goed doen op seksuele gezondheid, daar kun je andere vragen bij stellen. En zou er niet ook internationaal bezwaar kunnen zijn tegen de inhoud van het materiaal?
Nederland kan het om andere redenen goed doen op het gebied van seksuele gezondheid. Koppelen we het positieve aan onze eigen voorlichting, dan zouden we ook de minder goede uitkomsten in Nederland daaraan moet koppelen, zoals hoe nu elk jaar de soa’s toenemen. Je moet kritisch duiken in die cijfers en contextuele aspecten meenemen om echt goede verbanden te kunnen leggen.
Wat is er echt aan de hand?
Ouders zouden serieus genomen moeten worden. En deze zorgen hebben niet te maken met misinformatie die online rondgaat, maar met de benadering en de inhoud van seksuele voorlichting in Nederland nu. Dát is de voedingsbodem voor waarom deze ouders reageren hoe ze reageren.
Het is opvallend hoeveel er is geschreven of gezegd over ‘de misinformatie’ op internet en hoe weinig er inhoudelijk naar de voorlichting is gekeken.
Er worden uitersten gecreëerd, terwijl de zorgen er al waren. Het verschil in visie was er ook al. Het – door de overheid gefinancierde – lobby werk was er al. De ophef was er al. De gekozen werkwijze was er al. En het gegeven dat de ene manier van werken wellicht te onderbouwen is, maar dat een andere benadering ook wetenschappelijk te onderbouwen is, was er ook al.
Is dit de voorlichting die we willen en kan – en mag – het ook anders?
Het meest belangrijke is dat er een gesprek wordt gevoerd over de inhoud van de door de overheid gesteunde inhoud van het seksuele voorlichtingsbeleid in Nederland, en in het basisonderwijs. Het erkennen van dat er een specifieke werkwijze is, dat er keuzes zijn en worden gemaakt en voor welke inhoud is gekozen, is hard nodig.
Alleen als dat erkend wordt, kan er – daarna – gekeken worden naar hoe het ook anders kan.
Niet langer onterecht en al framend wijzen op de ‘bezorgde ouders’ of ‘misinformatie online’, maar open en transparant zijn over visies, werkwijze en inhoud is een eerste stap.
*We zijn ons bewust van de gevoeligheid van dit filmpje. Maar het laat, denken we, wel goed zien waar bezorgde ouders moeite mee hebben. Voorlichting thuis en zonder camera is heel anders, dan hoe dit filmpje overkomt. Ook zal er niet in elk gezin op deze manier over seks gesproken worden, omdat andere ouders bijvoorbeeld veel meer aandacht zullen geven aan de context van bijvoorbeeld liefde, of een relatie. Dat is het leuke en het persoonlijke van seksualiteit: in ieder gezin zal er anders over gesproken worden.